INNOVATIEVE ARBEIDSORGANISATIE
Pilootprojecten inzake innovatieve arbeidsorganisatie – Wat?
Wie nam het initiatief?
De sociale partners nemen het initiatief om pilootprojecten voor innovatieve
arbeidsorganisatie te onder-steunen, in het kader van de uitvoering van het
interprofessioneel akkoord 2017-2018 en de prioriteit die hierin aan
“toekomstgerichte arbeidsorganisatie” wordt gehecht. Aan hun advies nr.
2.170 ter zake wordt uitvoering gegeven door een regeling in de wet en bij
koninklijk besluit (zie voor het advies nr. 2.170 en de regelgeving onderaan
dit dossier).
De projecten worden gefinancierd door de bijdragen die de
ondernemingen storten voor de risicogroepen. De sociale partners werken voor
dat initiatief nauw samen met de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal
Overleg.
De stand van zaken?
In 2022 worden voor de eerste keer pilootprojecten voor innovatieve
arbeidsorganisatie geselecteerd voor subsidie. Hieronder worden de
voorwaarden uitgelegd om een subsidie te ontvangen. De subsidie-aanvraag
gebeurt elektronisch. Het aanvraagformulier met enige uitleg erbij, vindt u
erna.
Op 23 maart 2021 stelde de NAR in
zijn advies nr. 2.207 aan de minister van Werk voor om een
eer-ste cyclus van pilootprojecten inzake innovatieve
arbeidsorganisatie op te starten. De minister reageerde hier
positief op.
Een subsidieaanvraag kan ingediend
worden tussen 1 april en 31 mei 2022.
Onderaan dit dossier vindt u het
formulier voor het indienen van de subsidieaanvraag, met enige
uitleg hierbij.
|
Voorwaarden voor de pilootprojecten?
1. Welke types
van projecten krijgen een subsidie?
De subsidies zijn bestemd voor pilootprojecten voor innovatieve
arbeidsorganisatie. Innovatieve arbeidsorganisatie is een term die gebruikt
wordt voor nieuwe manieren om het werk te organiseren, waarbij een synergie
wordt gezocht tussen de kwaliteit van de organisatie en de kwaliteit van de
arbeid.
Innovatieve arbeidsorganisatie houdt dus een win-winsituatie in voor de
werkgever en zijn werknemers.
De sociale partners willen op zoek gaan naar projecten die rechtstreeks tot
doel hebben om in ondernemingen:
- een
soepelere organisatie van de arbeid voor de werkgever mogelijk te maken, EN
- de balans werk-privéleven en de werkbaarheid van de loopbaan voor de
werknemer te verbeteren
Dit, om de
werkgelegenheid en de concurrentiekracht van de ondernemingen en het welzijn
van de werknemers te bevorderen.
Voor meer informatie over de brede notie innovatieve arbeidsorganisatie die
in dit kader gehanteerd wordt, zie advies nr. 2.170 p. 4-5.
Voorafgaande bemerking: voor de ondernemingen van de non/social-profitsector
kan in de tekst hieronder de term ”onderneming” begrepen worden als
“organisatie”.
2.
Aan welke voorwaarden moeten de pilootprojecten concreet voldoen?
De volgende criteria gelden voor de ontvankelijkheid van de
subsidieaanvraag:
1°
Het moet gaan om een project inzake innovatieve arbeidsorganisatie:
- Voor de brede definitie van innovatieve
arbeidsorganisatie die gehanteerd wordt, zie hierboven.
- Het moet gaan om nieuwe acties/interventies (m.a.w. de voorgestelde acties zijn niet elders gefinancierd). De acties
kunnen niet gefinancierd worden met preventie-eenheden.
- Het
moet gaan om acties van collectieve aard op het niveau van de
onderneming of afdeling ervan (m.a.w. acties die betrekking hebben op de
organisatie in haar geheel, op groepen van werkplekken of
functies). Dat het
moet gaan om acties van collectieve aard, verhindert niet dat initiatieven
op het niveau van het individu kunnen worden genomen voor zover deze
initiatieven kaderen binnen het
collectieve kader.
2° Alle
partijen in kwestie moeten er in principe bij betrokken worden.
Het dient uit de aanvraag te blijken dat er een engagement is om het project
van begin tot einde te realiseren in continue samenspraak met de
werknemers, de hiërarchische lijn, de afdeling human ressources, de
overlegorganen (ondernemingsraad of comité voor preventie en bescherming op
het werk) en, bij ontstentenis hiervan, de vakbondsafvaardiging in de
onderneming, de preventieadviseurs en elke andere persoon die kan bijdragen
tot het slagen van het project.
Meer specifiek voor de ontvankelijkheid van de subsidieaanvraag dienen de
volgende elementen in de aanvraag vermeld te worden:
- Welke acties concreet werden en zullen
worden genomen om iedereen te betrekken (stuurgroep …).
- Welke
werknemers(afgevaardigden)/overlegorganen betrokken worden en op welke
manier.
-
Het engagement van de directie en van werknemers(afgevaardigden) om de
acties uit te voeren en het voorgesteld traject af te ronden. Er dient
aangegeven te worden hoe het engagement zich
concretiseert: in tijd en
middelen, maar ook in het zoeken naar ondersteuning en/of concrete plannen.
3° Er moet een beroep op een deskundige begeleidende
organisatie/begeleider gedaan worden.
De aanvraag moet samen met een deskundige projectbegeleider worden
voorbereid en inge-diend. De projectbegeleider (of de begeleidende
organisatie waarvoor de begeleider zijn op-drachten uitvoert, of diegene aan
wie de taak wordt uitbesteed als er beroep wordt gedaan op externe
samenwerking) beschikt over een expertise en ervaring van minimaal 3 jaar in
het begeleiden van ondernemingen op het vlak van innovatieve
arbeidsorganisatie in het kader van een geïntegreerde en multidisciplinaire
aanpak en met respect voor het sociaal overleg (zie ook punt 5).
4° Er
moet reeds enig voorbereidend werk in de onderneming gebeurd zijn.
Bij het advies nr. 2.170 (terug te vinden onderaan dit dossier) is een
schema in bijlage gevoegd dat een overzicht geeft van de verschillende fasen
die een project inzake innovatieve arbeidsorganisatie kan hebben. Het is
niet de bedoeling van de sociale partners om projecten financieel te
ondersteunen die betrekking hebben op de eerste drie fasen aangeduid in dit
schema: de ontdekking van de problematiek, de zoektocht naar een draagvlak
en de voorbereiding van het project.’
Meer specifiek zijn voor de ontvankelijkheid van de subsidieaanvraag drie
elementen essentieel:
-
Er dient reeds een zekere visie en
strategie rond innovatieve arbeidsorganisatie voor de onderneming(en)
voorhanden te zijn. In de aanvraag dient aangegeven te worden welk
voorbereidend werk er reeds
is gebeurd inzake de arbeidsorganisatie binnen
de onderneming/sector. Er moet dus aangegeven worden dat er reeds een begin
van visie en strategie over de arbeidsorganisatie is in de onderneming (de
verschillende factoren en hun samenhang), evenals over de te bereiken
doelen/verbeteringen en de weg daarnaartoe.
- In de aanvraag dient aangegeven
te worden op welke van de volgende fasen gewerkt zal worden (één of meer):
de ontwikkeling van acties, de implementatie van acties en/of de evaluatie
en/of bijsturing
van acties.
- De interventie die wordt voorgesteld,
speelt specifiek in op de organisatierealiteit van de onderneming(en)
waarvan de aanvraag uitgaat of waarop de aanvraag betrekking heeft.
De volgende kwaliteitscriteria gelden voor de beoordeling van de
subsidieaanvraag:
1° De breedte van de benadering: het geïntegreerd en multidisciplinair
karakter ervan
- Het project inzake innovatieve arbeidsorganisatie dient te werken op
meer dan één (zo veel mogelijk) aspecten van de arbeidsorganisatie,
technologie en/of personeelsbeleid.
- Bij de beoordeling van het ingediende project is het van belang op welke
aspecten van de overige 4 A’s (arbeidsvoorwaarden, arbeidsinhoud,
arbeidsomstandigheden en arbeidsrelaties) er zal gewerkt worden door het
project.
- Bij de beoordeling van het ingediende project is het eveneens van belang
op welke manier een aantal klassieke elementen van innovatieve
arbeidsorganisatie aan bod komen in de interventie (o.a. procesgerichte
benadering, horizontaal organiseren, actieve jobs, competentie-ontwikkeling,
job crafting, intrapreneurship …).
- De samenhang tussen de verschillende aspecten waarop in het project wordt
gewerkt, dient bewaakt te worden. Er dient een coherente en geïntegreerde
benadering te zijn van de verschillende aspecten waarop er gewerkt wordt.
-
2° Het resultaatsgerichte karakter van de benadering en de beoogde
resultaten
- Bij de beoordeling van het ingediende project is het van belang dat
door de aanvrager nagedacht is over het gewenste resultaat (in relatie tot
de beginsituatie) van de verschillende acties die men zal doen. Dit moet
verduidelijkt worden in het project.
De beoogde eindsituatie (zowel voor de medewerkers als voor de organisatie)
zou bijvoorbeeld als volgt kunnen omschreven worden: zijn er effecten
voorzien voor de balans werk-privéleven en de werkbaarheid van de arbeid?
Zijn er effecten voorzien voor de toekomstige ontwikkeling van de
organisatie (competitiviteit, wendbaarheid, innovatie …)? Zijn er effecten
voorzien voor de carrière-ontwikkeling van de betrokken werknemers
(leerkansen, talentontplooiing, ontwikkelingsmogelijkheden …)?
- Het is ook van belang dat aangegeven wordt welke de concrete kwantitatieve
of kwalitatieve criteria zijn waarmee men de vooruitgang en het succes van
de acties zal meten.
3° De beschrijving van het proces van de interventie
- Het ingediende project dient aan te geven hoe er stap voor stap
gewerkt zal worden.
- Er dient eveneens aangegeven te worden welke acties zullen
genomen worden en op welke manier die acties samenhangen.
4° Het innovatieve karakter van de benadering
- Het ingediende project dient aan
te geven hoe het project past binnen een streven naar een innovatieve(re)
arbeidsorganisatie door middel van een beschrijving van de voorgenomen
acties gebaseerd op de concrete situatie in de onderneming.
- Het dient te gaan om projecten van innovatieve arbeidsorganisatie die
aanpassingen van de arbeidsorganisatie wensen door te voeren die niet zo
evident zijn en die misschien stoten op hindernissen om deze te kunnen
doorvoeren, waarbij de expertise en ervaring van een externe begeleider
nodig zijn om de gewenste resultaten op te leveren.
5° De
kwaliteit van de projectbegeleider/begeleidende organisatie
Zie onder punt 5.
Verder zijn er de volgende criteria van distributie voor de
selectie van de projecten:
Er wordt een evenwichtige
spreiding tussen de geselecteerde projecten nagestreefd wat betreft:
-
de betrokken
sectoren;
-
de grootte van de
betrokken werkgevers; en
- de
geografische spreiding van de betrokken werkgevers.
3. Wie kan een subsidie krijgen?
Zowel ondernemingen als sectoren kunnen een subsidie voor een pilootproject
aanvragen.
1° Ondernemingen
De aanvraag kan
betrekking hebben op een project uitgevoerd
door één onderneming of door
verschillende ondernemingen gezamenlijk.
In het laatste geval, dient de
gekozen onderneming het project in met vermelding van de andere deelnemende
ondernemingen.
Alle ondernemingen die onder het toepassingsgebied van de regelgeving
inzake de risicogroepen vallen kunnen vragen om de toekenning van een
subsidie voor een pilootproject waarbij het personeel de doelgroep is,
ongeacht hun grootte of bedrijfssector.
In principe is die regelgeving van toepassing op alle werkgevers die
personeel tewerkstellen dat onderworpen is aan de socialezekerheidswetgeving
(wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I), artikelen 189,
tweede lid, en 194).
Worden evenwel uitgesloten (KB van 19 februari 2013 tot uitvoering van de
artikelen 189, tweede lid, en 194 van de voornoemde wet van 27 december
2006):
- het Rijk, met daarin begrepen de rechterlijke macht, de Raad van State,
het leger en de federale politie;
- de Gemeenschappen en de Gewesten;
- de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie, en de
Ge-meenschappelijke Gemeenschapscommissie;
- de instellingen van openbaar nut en de openbare instellingen, met
uitzondering van de openbare kredietinstellingen, en de autonome
overheidsbedrijven bedoeld in artikel 1, § 4, van de wet van 21 maart 1991
betreffende de hervorming
van sommige economische overheidsbedrijven, wat
betreft de werknemers tewerkgesteld in de zin van de wet van 3 juli 1978
betreffende de arbeidsovereenkomsten;
- de gesubsidieerde vrije onderwijsinstellingen, met daarin begrepen het
universitair onderwijs; de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de
vrije centra voor leerlingenbegeleiding;
- de provincies, de verenigingen van provincies en de instellingen
ondergeschikt aan de provincies;
- de gemeenten en de verenigingen van gemeenten;
- de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de verenigingen van
openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de intercommunale centra
voor maatschappelijk welzijn;
- de korpsen van de lokale politie, zoals bedoeld bij de wet van 7 december
1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op
twee niveaus;
- de wateringen en de polders;
- de beschutte werkplaatsen en de revalidatiecentra die afhangen van een
gemeenschaps- of gewestfonds of -instelling voor de sociale integratie van
personen met een handicap of van zijn rechtsopvolgers.
De aanvragers dienen na te gaan of ze onder het toepassingsgebied van de
regelgeving betreffende de risicogroepen vallen. Meer informatie hierover is
terug te vinden in
de voorstelling
van de regelgeving betreffende de risicogroepen van
de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
2° De sectoren
Een sector of verschillende sectoren samen kunnen eveneens een subsidie voor
een pilootproject aanvragen. Dat veronderstelt de beslissing dat het (elk)
paritair (sub)comité instemt met het project.
De instelling die binnen een paritair (sub)comité verantwoordelijk is voor
het project dient eveneens op het aanvraagformulier opgegeven te worden. De
sectorale fondsen worden als dusdanig niet als aanvragers beoogd. Een
sectoraal fonds kan in de aanvraag wel als instelling die verantwoordelijk
is voor het project worden aangegeven. De subsidie zal daarbij rechtstreeks
aan deze instelling worden gestort.
4.
Wat doet de begeleidende organisatie/projectbegeleider?
Het is de bedoeling dat in de subsidieaanvraag
het doel van een innovatieve(re) arbeidsorganisatie voor de betroffen
onderneming(en) reeds een zekere concretisering heeft gekregen (zie de
criteria van ontvankelijkheid, punt 2).
De gefinancierde interventie door de projectbegeleider zou er vervolgens in
kunnen bestaan om de onderneming te begeleiden in het ontwikkelen van
gepaste acties om de beschreven doelstellingen te realiseren en de samenhang
van die acties te bewaken.
Ook zou de gefinancierde interventie betrekking kunnen hebben op het
toepassen van zo’n acties (op zoveel mogelijk onderdelen van de
arbeidsorganisatie).
Evenzeer kan de gefinancierde interventie betrekking hebben op het evalueren
of bijsturen van eerder uitgewerkte doelstellingen of acties, na de
implementatie ervan, vanuit een multidisciplinair perspectief.
’
5.
Aan welke
voorwaarden moet de projectbegeleider/begeleidende organisatie voldoen?
De projectbegeleider dient
het algemene kader, de doelstellingen en uitgangspunten voor het opzetten
van pilootprojecten inzake innovatieve arbeidsorganisatie te onderschrijven.
Verder moet de projectbegeleider/begeleidende organisatie aantonen dat
hij/zij maatregelen in de onderneming(en) kan ontwikkelen in meerdere van de
volgende domeinen:
-
organisatiebegeleiding van ondernemingen met het oog op het verbeteren van
de kwaliteit
van de arbeid en het verhogen van de performantie van ondernemingen;
-
arbeidsorganisatie en processen;
-
arbeidsinhoud (inclusief werklast, elektronische communicatiemiddelen);
-
competentiemanagement;
-
talentmanagement;
-
loopbaanmanagement;
-
autonomie;
-
vertrouwen en respect (erkenning, waarden, billijkheid, duidelijke regels);
-
arbeidsomstandigheden;
-
arbeidsrelaties (omgang met leidinggevenden, collega’s, derden);
-
arbeidsvoorwaarden;
-
werkgerelateerde gezondheidsaspecten;
-
leiderschapsontwikkeling;
- het op gang brengen van veranderingsprocessen in ondernemingen.
De projectbegeleider/begeleidende organisatie dient aan te tonen dat hij een
multidisciplinaire aanpak (m.a.w. met betrekking tot meerdere van deze
aspecten) in de praktijk heeft gerealiseerd. Daarnaast dient hij te
beschikken over grondige kennis en ervaring inzake sociaal overleg op
oondernemingsniveau.
Hij dient de breedte en de kwaliteit van zijn expertise en aangetoonde
ervaring aan te geven voor de concrete aspecten van de voorgestelde
interventie van het ingediende project. De beoordeling hiervan maakt
integraal deel uit van de beoordeling van de projectaanvraag (zie onder punt
2, wat betreft de kwaliteitscriteria voor de beoordeling van de aanvraag).
De expertise en ervaring in het kader van de 4 A’s (arbeidsvoorwaarden,
arbeidsinhoud, arbeidsomstandigheden en arbeidsrelaties) is bij de
beoordeling van het ingediende project ondergeschikt aan de expertise en
ervaring met betrekking tot het werken met arbeidsorganisatie als geheel.
6.
Hoe worden de projecten die een subsidie genieten, geselecteerd?
De aanvragen worden beoordeeld op
basis van de krijtlijnen die worden uiteengezet in het advies
nr. 2.170 en die vertaald zijn in de regelgeving.
De aanvraag is niet ontvankelijk indien één van de criteria van
ontvankelijkheid (zie punt 2) afwezig is.
Binnen de ontvankelijke projecten wordt een selectie uitgevoerd
op basis van de score voor de criteria van kwaliteit (zie punt
2). De selectie wordt in principe gemaakt op basis van de totale
score voor de verschillende kwaliteitscriteria.
Daarnaast wordt ook rekening gehouden met een evenwichtige
spreiding van de geselecteerde projecten over de verschillende
sectoren, de verschillende landsdelen en op het vlak van de
grootte van de werkgevers (de criteria van distributie, zie punt
2).
Gelet op het budgettair kader en het feit dat de beweegreden van
het opzetten van pilootprojecten is om te komen tot een
succesvolle aanpak, kan slechts een beperkt aantal aanvragen in
aanmerking worden genomen.
Voor de selectie van de aanvragen doet de Raad een beroep op
onafhankelijke academische experten.
7. Duur van de projecten?
De projecten hebben een looptijd van maximaal 18 maanden.
8. Hoeveel
bedraagt de subsidie?
Het forfaitaire bedrag van de subsidie bedraagt 15.000 euro
per project.
Voor projecten ingediend door een paritair (sub)comité bedraagt het
maximumbedrag van de subsidie 45.000 euro.
Een aanvrager kan kiezen om meer kosten te maken voor een bepaald project en
zelf een deel van de kosten te dragen.
De subsidie beoogt de additionele kosten te vergoeden die rechtstreeks
verbonden zijn met het project, bijvoorbeeld de projectbegeleider, en niet
om de personeelskosten van de aanvrager te vergoeden.
9.
Wanneer een subsidieaanvraag indienen?
Wanneer een (nieuwe) cyclus wordt opgestart, kunnen de subsidieaanvragen
worden ingediend tussen 1 april en 31 mei.
De beslissing om een cyclus op te starten wordt genomen door de minister van
Werk binnen de maand na de ontvangst van een advies in die zin van de Raad.
Dit laatste advies wordt gegeven uiterlijk op 1 april van het voorafgaande
jaar en is consulteerbaar op deze website.
Wanneer een (nieuwe) cyclus wordt opgestart, wordt een formulier op de
website van de NAR geplaatst waarmee de aanvraag via elektronische weg kan
gebeuren.
10.
Hoe weet men of het ingediende project werd geselecteerd?
De
Nationale Arbeidsraad verstrekt ten laatste op 31 juli een gemotiveerd
advies aan de minister van Werk, die vóór 30 september de aanvragende
onderneming in kennis stelt van de beslissing.
11. Wie
ontvangt de subsidiëring?
De subsidie wordt uitbetaald aan de (hoofd-)onderneming
of de instelling die verantwoordelijk is voor het project ingediend door het
paritair (sub)comité. Deze onderneming of instelling is verantwoordelijk
voor de betaling van de verschillende partijen die betrokken worden bij het
project, waaronder de projectbegeleider.
12. Wanneer en hoe wordt de toegekende
subsidie uitbetaald?
Voor elke aanvraag die een
positieve beslissing van de minister van Werk heeft ontvangen, wordt ten
laatste op 30 november van het burgerlijk jaar waarin de aanvraag is
ingediend door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en
Sociaal Overleg een betalingsopdracht gegeven voor een eerste schijf van 50
% van het bedrag van de toegekende subsidie. De Rijksdienst voor
Arbeidsvoorziening zorgt vervolgens voor de uitbetaling van de subsidie.
De betalingsopdracht voor het saldo van 50 % zal ten laatste op 30 juni van
het tweede burgerlijk jaar volgend op de uiterste indieningsdatum worden
gegeven. Dit op voorwaarde dat de aanvrager ten laatste op 30 april van dat
jaar een gedetailleerd eindevaluatieverslag alsook een aantal financiële
bewijsstukken aan de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en
Sociaal Overleg heeft bezorgd.
Het eindevaluatieverslag dient volgende rubrieken te bevatten:
- Een algemene beschrijving van de werkgever of de werkgevers waarop het
project betrekking heeft;
- Een beschrijving van de problemen waarmee de werkgever of werkgevers bij
het begin van het project werd(en) geconfronteerd;
- Een chronologische samenvatting van de acties die werden genomen bij de
uitvoering van het project;
- De evaluatie van het bereiken van de doelstellingen;
- Een beschrijving van de faciliterende factoren en obstakels bij de
uitvoering van deze acties;
- De werkelijk gemaakte kosten.
De financiële bewijsstukken hebben betrekking op de werkelijk gemaakte
kosten. Deze kosten worden gestaafd aan de hand van facturen, in het
bijzonder van de externe projectbegeleiders. Er worden geen loonkosten van
het eigen personeel vergoed. Indien de aanvrager de BTW kan recupereren,
wordt het factuurbedrag zonder BTW in aanmerking genomen.
Het bedrag van de toegekende subsidie wordt herleid als de gemaakte kosten
niet gestaafd kunnen worden met financiële bewijsstukken.
Indien blijkt dat de subsidie onrechtmatig werd aangewend, kan het bedrag
worden teruggevorderd door de administratie en kan de aanvrager later geen
subsidieaanvraag meer indienen.
13. Follow-up
van de gerealiseerde projecten?
De
Nationale Arbeidsraad verzekert de opvolging van de projecten.
Er wordt voorzien in een tussentijdse opvolging waarbij aan de
projectbegeleider een stand van zaken wordt gevraagd inzake de voortgang van
het project.
Bij het einde van het pilootproject dient de projectbegeleider een
gedetailleerd eindevaluatieverslag (zie hiervoor) op te stellen.
l
De experten die de Raad bijstaan, kunnen het eindevaluatieverslag
controleren bij de onderneming. Deze experten maken een syntheseverslag op
waarin de inhoud van de eindevaluatieverslagen van de begeleidende
organisaties/begeleiders wordt samengevat en hun advies over de resultaten
van de projecten wordt weergegeven. Het syntheseverslag wordt bezorgd aan de
minister van Werk.
De Nationale Arbeidsraad evalueert het systeem van de pilootprojecten na
afloop van elke cyclus
De adviezen van de Raad en de regelgeving
Advies nr.
2.170 van 30.06.2020
IPA 2017-2018 – Een innovatieve
arbeidsorganisatie
Advies nr. 2.207 van
23.03.2021
Projecten voor de primaire preventie van
burn-out op het werk – schorsing
Wet van 26 maart 2018
Wet betreffende de versterking van de
economische groei en de sociale cohesie – artikelen 13 en 14oi
Koninklijk besluit van
26.11.2013
Koninklijk besluit in uitvoering van artikel 191, § 3, van de wet van 27
december 2006 houdende diverse bepalingen
Subsidieaanvraag 2022: het
aanvraagformulier en enige uitleg voor het invullen ervan
1. Hoe kan het invullen
van het aanvraagformulier worden voorbereid en hoe moet de aanvraag
worden ingediend?
De aanvragen worden ingediend via
elektronische weg door gebruik te maken van het aanvraagformulier
onderaan deze pagina.
Hierbij vindt u eveneens
een model van aanvraagformulier.
Dit model maakt het voor de
aanvrager mogelijk om het volledige aanvraagformulier te overlopen en zo na
te gaan welke informatie precies vereist is om de aanvraag succesvol in te
vullen.
Om de aanvraag goed voor te bereiden, wordt
sterk aanbevolen om gebruik te maken van het model van aanvraagformulier
alvorens het aanvraagformulier definitief elektronisch in te dienen. Het
elektronisch aanvraagformulier kan immers niet tussentijds worden bewaard en
dient dus in één keer te worden ingevuld. Nadat het aanvraagformulier
elektronisch wordt ingediend, kunnen geen wijzigingen meer worden
aangebracht.
2. Het
aanvraagformulier wordt ingevuld tezamen met de
projectbegeleider/begeleidende organisatie
Het is essentieel dat er voor het invullen van
het aanvraagformulier overleg en samenwerking is tussen de
projectbegeleider/begeleidende organisatie en de aanvrager, want er dient
zowel informatie over het project bij de aanvrager als over de
projectbegeleider/begeleidende organisatie in het aanvraagformulier
opgenomen te worden.
Zoals hiervoor uitgelegd, is het de bedoeling dat de
projectbegeleider/begeleidende organisatie nauw betrokken wordt bij de
voorbereiding en het indienen van het project. Hij dient in het
aanvraagformulier verder de breedte en de kwaliteit van zijn expertise en
ervaring aan te geven specifiek voor (de verschillende aspecten van) de
interventie in het concreet ingediende project.
Hij wordt gevraagd om in het aanvraagformulier een beschrijving te geven van
de expertise en ervaring van de projectbegeleider. Het betreft informatie
over de personen die daadwerkelijk ingezet worden voor de begeleiding.
De beoordeling van de gevraagde expertise en ervaring in hoofde van de
projectbegeleider/begeleidende organisatie maakt ook integraal deel uit van
de beoordeling van de projectaanvraag.
3. De specifieke
vragen in het aanvraagformulier voor een sector-aanvrager
Indien de aanvrager een sector is, wordt een
gelijkaardig aanvraagformulier gebruikt. Er zullen een aantal andere
informatie-elementen gevraagd worden in functie van het feit of de aanvrager
(een) sector(en) of onderneming(en) is (zijn).
Bij de aanvraag van een sector dient de verklaring op eer van de voorzitter
van het paritair (sub)comité gevoegd te worden dat het betrokken paritair
comité of paritair (sub)comité het ingediende project formeel heeft
goedgekeurd.
Volgend
model van
aanvraagformulier
maakt het voor de
aanvragersector mogelijk om na te gaan welke informatie vereist is om de
aanvraag succesvol in te vullen
 |
Voor
verdere vragen: gelieve deze uitsluitend te stellen door
het sturen van een e-mail. (klik op het icoon)
|
|